Klaarzetten

  • 8 Kinderen verdeeld in 4 tweetalen. Per tweetal: 1 speler en 1 wachter.
  • 1/4 Deel van de zaal waar de muur vrij van toestellen is.
  • 4 Volleyballen in een bak.
  • 5 Mikstations:
    - 2 plekken bij het wandrek of mikpunten op de muur. Lintjes geven mikvak aan.
    - 2 situaties bij een korf op 2 meter hoogte.
    - 1 situatie bij een kast met omgekeerde kastkop erop.
  • Elk station 5 startstrepen op 1,5 meter, 2 meter en 2,5 meter van de mikstations (afbakenen met krijt of schilderstape).
  • 5 Vakken op de grond van 3 bij 1,5 meter afgebakend met pilonnen.
  • Banken als wachtplek en afscheiding speelgebied.

Opdracht

  • Probeer de bal met de bovenhandse techniek door de ramen van het wandrek, door de korf of in de kastkop te spelen.

Regels

Startregels

  • Verdeel samen de functie speler en wachter.
  • De startende speler pakt een bal uit de bak en kiest een mikstation (één mikstation blijft leeg).

Regels speler

  • Begin bij de eerste startstreep.
  • Speel de bal altijd ter hoogte van je voorhoofd.
  • Als de bal wegschiet, deze zelf ophalen en de beurt afmaken.
  • 5 Keer mikken telt als 1 beurt.
  • Als je scoort mag je een mikstreep naar achteren.

Regels wachter

  • Telt het aantal pogingen.
  • Telt het aantal gescoorde punten.

Wisselregels

  • Na 5 keer mikken (1 beurt), wisselt de speler met de wachter van het tweetal.
  • Als de speler scoort vanaf de verste mikstreep, dan mag hij een ander station proberen.

Stopregel

  • Als de tijd om is, dan leg je de ballen terug in de bak.

Tips

  Wat zie je? Wat doe je
Loopt 't Is er een oneven aantal kinderen? Bij 6 of 7 kinderen, wel 5 mikstations maar een ander doordraaisysteem.
  Is de ruimte te klein? Maak drie of twee werkplekken met meer wachters.
  Is er weinig tussenruimte? Baken de bakken af met een kast, bank, etc.
  Kunnen de kinderen slecht in tweetallen werken? Geef de wachter een belangrijke taak; laat de wachter tellen.
  Duurt het ophalen van de bal te lang? De wachter haalt steeds de bal op en geeft deze aan de mikker.
Leert 't Wordt de bal niet door het mikpunt heen gespeeld? Maak het mikpunt groter, bijv. meer vakken in het wandrek of het wandrek schuin (succesbeleving).
  Wordt de bal tegen de korf aangespeeld? Zet de korf lager.
  Is het mikpunt op het wandrek te hoog? Laat het kind de bal met een grote boog spelen.
  Krijgt het kind de bal niet in de korf? Zorg voor een lager mikpunt.
    Tegen de korf aanspelen is ook een punt.
  Is de bovenhandse techniek te moeilijk? Laat het kind de bal met de bovenhandse techniek gooien.
  Stuit de bal steeds uit de kastkop? Bedek de bodem van de kastkop met een zacht voorwerp (deken, T-shirt etc.).
Lukt 't Speelt het kind de bal achter zich of voor het gezicht? Zeg tegen het kind dat hij de bal boven zijn voorhoofd moet raken.
  Speelt het kind de bal met platte gespannen handen? Laat het kind een ‘kommetje’ van de handen maken.
    Laat het kind de bal met ontspannen en open handen spelen.
  Houdt het kind de bal lang vast? Zeg dat de bal heel warm is en dat de bal snel door het mikpunt moet.
  Lukt ’t vaak om de bal door het mikpunt te spelen? Startstreep verder naar achteren plaatsen.
    Korf hoger zetten.
    Mikpunt in het wandrek verkleinen.
Leeft 't Zijn de kinderen toe aan een nieuwe uitdaging? Maak er een wedstrijd van. Wie kan, in 10 seconden, de meeste ballen door het mikpunt spelen?
  Vinden de kinderen de bal te zwaar? Wie speelt de bal zonder fout steeds door het mikpunt?
    Gebruik een lichtere bal.